Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En des anderen [daags], [20]Paulus en wij, die met hem waren, gingen van daar en kwamen te [21]Cesarea; en gegaan zijnde in het huis van Filippus, [22]den evangelist (die [een] was van de [23]zeven), [24]bleven wij bij hem. 20. Grieks die omtrent Paulus waren; hfdst.13 vs.13. 21. Namelijk van Palestina. Zie hfdst.10 vs.1. 22. Dat is, een dergenen, die van de apostelen hier en daar uitgezonden werden, om het Evangelie te verkondigen en de gemeenten te versterken; Ef.4:11; 2 Tim.4:5. Anders worden gemeenlijk in het bijzonder evangelisten genaamd, die de vier Evangelien geschreven hebben. 23. Namelijk diakenen; hfdst.6 vs.5. 24. Dat is, logeerden.